
Jurisprudentie
BJ7022
Datum uitspraak2009-08-14
Datum gepubliceerd2009-09-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1685 WAJONG
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-09-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1685 WAJONG
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weiegring WAJONG-uitkering toe te kennen omdat appellant op de dag waarop hij 18 jaar is geworden, voor minder dan 25 % arbeidsongeschikt is. Geen redenen die doen twijfelen aan de juistheid van het medische standpunt van het Uwv. Zorgvuldig arbeidskundig onderzoek.
Uitspraak
08/1685 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 8 februari 2008, 07/792 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 augustus 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft H.J.C. Braamhaar hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2009. Voor appellant zijn verschenen zijn ouders [naam vader] en [naam moeder]. Voor het Uwv is verschenen M.J. Geritsen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 8 februari 2007 heeft het Uwv geweigerd appellant een uitkering als bedoeld in de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten toe te kennen op de grond dat hij op 27 februari 2007, de dag waarop hij 18 jaar is geworden, voor minder dan 25 % arbeidsongeschikt is.
1.2. Aan dit besluit ligt ten grondslag een medisch onderzoeksverslag van 4 januari 2007, waaruit blijkt dat er voor appellant in verband met de erfelijke aandoening B-thalassemie enkele arbeidsbeperkingen zijn aangenomen met betrekking tot heffen en tillen, deadlines en productiepieken. Een urenbeperking is niet aangenomen. Blijkens het verslag is mede in aanmerking genomen informatie van de Stichting Klinisch Genetisch Centrum Nijmegen. De arbeidsbeperkingen van appellant zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkheden lijst (FML) van 4 januari 2007. Aan het besluit van 8 februari 2008 ligt tevens ten grondslag een rapportage, gedateerd 7 februari 2007, van een arbeidsdeskundige. Blijkens deze rapportage moet appellant met zijn arbeidsbeperkingen in staat worden geacht gangbare arbeid te verrichten, waarmee hij een zodanig inkomen kan verwerven dat geen verlies aan verdiencapaciteit resteert.
1.3. Bij besluit van 3 juli 2007 heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 8 februari 2007 ongegrond verklaard.
1.4. Aan dit besluit ligt ten grondslag een rapportage van een bezwaarverzekeringsarts van 27 juni 2007. Deze arts heeft inlichtingen ingewonnen bij de huisarts van appellant en heeft mede op basis hiervan zich kunnen verenigen met de FML van 4 januari 2007.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 3 juli 2007 ongegrond verklaard.
2.2. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gelet op de verrichte onderzoekshandelingen en de wijze waarop daarvan verslag is gedaan, het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen redenen die doen twijfelen aan de juistheid van het medische standpunt van het Uwv. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat met een eventueel na 27 februari 2007 ingetreden verslechtering in de gezondheidssituatie van appellant geen rekening kan worden gehouden. Ook het arbeidskundig onderzoek heeft de rechtbank zorgvuldig geacht.
3.1. De Raad kan zich vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Ook naar het oordeel van de Raad is het medische en arbeidskundige onderzoek zorgvuldig geweest. De beschikbare informatie van medisch aard wijst er niet op dat voor appellant andere dan wel verdergaande beperkingen hadden moeten worden aangenomen. Van de kant van appellant zijn in beroep, noch in hoger beroep medische gegevens ingebracht die daarop wijzen. Aan de eigen mening van appellant met betrekking tot zijn gezondheidstoestand kan de Raad dan ook niet dat gewicht toekennen dat appellant daaraan gehecht wil zien.
3.2. Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen tremen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van
T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
14 augustus 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) T.J. van der Torn.
TM